afrekenen op
werkw.
| Uitspraak: | [ˈɑfrekənə(n) ɔp] |
| Vervoegingen: | rekende af op (verl.tijd enkelv.) |
| Vervoegingen: | heeft afgerekend op (volt.deelw.) |
(iemand of een instantie) beoordelen op, en de (financiële) gevolgen laten ondervinden van (iets) | Voorbeelden: | `iemand afrekenen op zijn prestaties`, `Zorgverzekeraars willen de verzorgingshuizen afrekenen op resultaat.` | |
Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van afrekenen op?
De verleden tijd van afrekenen op is 'rekende af op'. Het voltooid deelwoord is 'heeft afgerekend op'.
Wat betekent afrekenen op?
'(iemand of een instantie) beoordelen op, en de (financiële) gevolgen laten ondervinden van (iets)'
Hoe spel je afrekenen op?
afrekenen op spel je A F R E K E N E N Spatie O P Op andere websites
Zoek
afrekenen op op Woordenlijst.org
Zoek
afrekenen op op Google
Zoek
afrekenen op op Wikipedia